Kinderen met ADHD of autisme hebben bijna altijd ook andere aandoeningen. Geen toeval, zegt hoogleraar & kinderpsychiater Hilgo Bruining vandaag in een interview tegenover NRC. „Een bepalend moment is kort voor de geboorte.”
Hilgo Bruining (50) is kinderpsychiater, maar hij begon als kinderarts en in die tijd verbaasde het hem hoe weinig aandacht er was voor het brein van kinderen met een aangeboren chronische ziekte. „Bij kinderen met taaislijmziekte bijvoorbeeld”, zegt hij, „was alles gericht op het beperken van de schade voor de longen. Dat die kinderen ook mentaal uitgeput raakten en vaak zo’n moe hoofd hadden dat ze niet meer aan leren toekwamen, daar werd niet veel mee gedaan.” Andersom viel het hem op dat kinderen zonder aangeboren ziekte de verschrikkelijkste dingen konden meemaken – ongelukken, kanker – zonder mentaal in te storten. Bruining:
„Dat bracht mij op de vraag hoe veerkracht er neurobiologisch uitziet en waardoor het ene kind meer kan hebben dan het andere.”
Sinds kort is hij hoogleraar in het Amsterdam UMC, gespecialiseerd in neurobiologische ontwikkelingsstoornissen – autisme, ADHD – en in zijn rede bij de aanvaarding van zijn leerstoel zei hij dat kinderen met zo’n stoornis bijna altijd ook andere aandoeningen hebben. Epilepsie, migraine, allergieën, ontstekingen, buikpijn, stofwisselingsziekten. Geen toeval, zei hij. Die aandoeningen hangen met elkaar samen, hebben misschien wel dezelfde oorzaak.
Hij zei ook dat kinderen met ernstige ontwikkelingsstoornissen onvoldoende geholpen worden, terwijl kinderen met milde gedragsproblemen vaak te gemakkelijk een diagnose krijgen en te veel worden behandeld. In de jaren zeventig kreeg 1 op de 1.000 kinderen de diagnose autismespectrumstoornis, nu 1 op de 50 tot 100. Voor ADHD zijn de cijfers hoger.
Lees HIER het hele interview bij NRC.nl